Capri
Vroeg in de ochtend nemen we de boot
van Sorrento naar Capri. Net zoals voorgaande dagen is het heiig boven het water.
Vandaag lijkt het ook wat slechter weer te worden, donkere wolken trekken dicht
boven Sorrento. We moeten lang wachten op de boot, je kent het wel: haasten
haasten want
ieder moment kan de boot vertrekken volgens de vrouw achter het loket, maar
als je dan eenmaal veilig op de boot zit gebeurt er helemaal niets meer. Behalve
dan die wolken, die steeds dreigender oprukken. Het zal toch niet weer gaan
regenen juist als we op een boot zitten? Ik kijk voorzichtig naar Jac, die geheel
neutraal naar de lucht staart. Nee, het blijft dreigen maar gaat niet regenen
en uiteindelijk vertrekken we toch, varen langs de kust, onze camping ligt verscholen
in de boomgaard tegen de steile helling op, een verrukkelijk windje brengt na
dagen en nachten van hitte eindelijk wat verkoeling. Het eiland van Capri is
opeens heel dichtbij, het lijkt nauwelijks echt zoals het daar met z'n steile
rotsen uit de zee opduikt. Boven Capri is, heel merkwaardig, geen wolk meer
te zien. De Griekse mythe van de sirenen, die hier bij Sorrento een groot gevaar
vormden voor de passerende boten, of liever voor de bemanning, dat is dus de
mannelijke bemanning, voelt als je hier op zee vaart toch reëler dan thuis
in het nuchtere Holland.
Voor mij zijn het echter niet de sirenen die lokken,
maar is het Capri zelf. Wat een ongelofelijk prachtig eiland. De haven is boordevol
toeristen en ik ben teleurgesteld als
blijkt dat de 'Grotta Azzurra' niet bezocht kan worden omdat de zee te ruw is.
Andere grotten zijn wel open, maar juist de mooiste, de Blauwe Grot, niet. Jac
en ik zijn vol onbegrip, voor ons gevoel is de zee vrijwel spiegelglad. Nu hebben
we wel veel meer tijd om het eiland te bekijken en daar zijn we niet rouwig
om - al heb ik maar niet gevraagd wat Jac vond van de klim van de haven naar
het hooggelegen centrum van Capri stad (je kan ook de toeristentram nemen of
nog erger een open taxi, maar wat is er nu leuker dan over binnendoor trapjes
zelf je weg vinden?). We komen op het kleine Piazza Umberto uit, waar we vriendelijk
opgevangen worden door een ober die al onze wensen blindelings weet te raden:
schaduw, water en een enorme coupe granita lemon - vergruizelde ijsblokjes met
citroen. Hemels. Het afrekenen was iets minder hemels, dertig gulden vonden
we zelfs naar Italiaanse Piazza-maatstaven wat overdreven.
We
lopen door een smal straatje - twee ezels of toeristen kunnen elkaar net passeren,
struikelend over de ongelijke kinderkopjes - verder het eiland op. Het straatje
wordt aan weerskanten begrensd door muurtjes van los gestapelde stenen, zo hier
en daar een nisje met een Maria beeldje, gesloten voordeuren omringd met bloempotten,
ingewikkelde hekken bieden toegang tot tuinen vol bloemen, vrolijk blauwroze
gebloemd keramieken naambordjes geven de namen van de gelukkigen die hier wonen.
Ik kan net over de muurtjes heenkijken en zie rommelige tuintjes met schommelstoelen,
witte huisjes overwoekerd met klimop, piepkleine wijngaarden, in de verte de
zee en nog verder de uiterste punt van het schiereiland van Sorrento.
We
lopen verder, het wordt steeds rustiger. In het centrum van Capri zijn veel
toeristen, die in geringere mate uitwaaieren over het eiland. De sfeer op het
eiland is echter onaangetast, je kan je moeiteloos voorstellen dat het hier
honderden jaren geleden niet wezenlijk anders was. Het uitzicht wordt steeds
weidser en na een scherpe bocht staan we opeens voor een restaurantje, vanwaar
je een prachtig uitzicht op zee hebt. Op het terras is
nog
plaats in de schaduw en we genieten van het weidse uitzicht, het lijkt bijna
alsof we op een boot zitten, zo plots wijkt de rots achter het terras naar beneden
en zo dichtbij lijkt de zee. Alsof je er zo in kan duiken! We drinken een wijn
van het eiland, heerlijk zacht bij de huisgemaakte ravioli, gevuld met eveneens
zelfgemaakte geitenkaas.
Na
geruime tijd geluierd te hebben op het terras, volgen we het pad verder naar
de 'Arco Naturale', een op natuurlijke wijze ontstaan enorm boogvormig gat in
een rots. Door de boog heen zie je de zee, ver onder ons, hoe diep het is kan
je alleen afleiden uit de piepkleine afmetingen van de vele boten die dicht
rondom het eiland varen, aanleggen in baaien en de vele grotten bezoeken. Als
je in de verte kijkt is de zee azuurblauw, vlak bij de rotsen verkleurt het
water
turkoois
en recht onder ons kijken we zo op de bodem, dwars door het heel lichtblauwe
water. Hier hoog op de rotsen vangen we een klein beetje wind, zodat het goed
uit te houden is op ons stenen uitkijkplaatsje in de schaduw van een boom. De
wind ruikt naar naaldbomen en een heel vage bloemengeur.
Terwijl we met een ruime (ahum
) omweg teruglopen
via klooster en winkelstraatjes naar de haven, mijmer ik dat ik hier woon. OK,
misschien niet in augustus, maar in de lente en de herfst zal het hier prachtig
zijn. De herfst in Nederland kan ook heel mooi zijn, als het echter maar door
blijft miezeren denk ik even aan Capri. Dat
moet je overigens niet te lang doen, anders zou je echt nog verhuizen.
Terug naar Virtual Traveling home