Great Ocean Road
Mt Gambier - Grampians - Great Ocean Road
Klik op een foto om te vergroten. Toelichting verschijnt dan in de titelbalk. Deze bladzijden tonen maar een kleine selectie van de 400 Australië foto's. Bestel de CD om alle 400 Australië foto's schermvullend (800 x 600 pixels) te bekijken! Tevens op de CD: diashows met authentieke muziek en het complete interactieve verhaal, ook geschikt om te printen.
Ik maak me zorgen als we terug gaan naar het kantoor van de
autoverhuurder, zouden ze inmiddels de kleine en minder kleine butsen op het
dak en de motorkap van onze
vorige auto opgemerkt hebben? Ook voel ik me nog steeds een beetje schuldig.
Jac voelt zich niet schuldig en maakt zich geen zorgen maar denkt wel dat we
ons moeten vermommen. “Hoe dan?” vraag ik en Jac legt uit dat we onze petjes
op kunnen doen. Ik lach hem uit, de vrouw die ons geholpen heeft zal ons zeker
direct herkennen, het is maar drie dagen geleden en we zijn nu eenmaal een beetje
ongebruikelijk paar vanwege ons leeftijd verschil (17 jaar voor het geval je
het je afvraagt, als het goed is kan je op de foto’s zien wie de oudere is…).
Jac laat zich niet uit het veld slaan en houdt vol dat de petjes ons uiterlijk
sterk veranderen. Ik zie geen reden om het niet te proberen.
Dus
verbergen we ons gezicht zoveel mogelijk onder de klep van het petje en gaan
het kantoor binnen. De vrouw – het is natuurlijk dezelfde vrouw – glimlacht
vriendelijk naar ons en zegt: “Hé hallo, dat waren jullie toch die een
paar dagen geleden een auto inleverden?”. We krimpen zichtbaar in elkaar maar
ze blijft heel vriendelijk en zegt niets over hagelstenen of deukjes. Hierdoor
aangemoedigd besluiten we toch niet de extra verzekering te nemen voor de komende
17 dagen maar de 1000 Australische dollar borg te betalen, met wederom het risico
het geld niet terug te krijgen in geval van een ongeluk. Maar ach, wat kan er
gebeuren, we komen nu in het geciviliseerde deel van Australië…
We volgen de kust naar het zuiden en bezoeken Mount Gambier,
een relatief grote stad gebouwd op
de hellingen van de uitgedoofde vulkaan Mount Gambier. Onze camping is dicht
bij het centrum van de stad en ligt naast de drie kraters. Merkwaardig, zo’n
uit de hand gelopen park vrijwel midden in het centrum van een stad. Het meer
van één van de kraters is beroemd vanwege de diepblauwe kleur.
‘Blue Lake’, zoals het toepasselijk genoemd is, is 85 meter diep en heeft inderdaad
een intense diepblauwe kleur, zelfs in de stromende regen, waar wij als Nederlanders
grijstinten verwachten. In onze Lonely Planet gids staat dat het meer ’s winters
inderdaad grijs is, maar dat midden November grijs in enkele dagen in diepblauw
verandert. Het zal wel iets te maken hebben met de diepte van het meer en (wederom)
met de watertemperatuur.
In de verte, op het hoogste punt naast de andere krater, staat
een toren. Daar moet ik heen! Jac protesteert niet tot mijn verbazing, even
later blijkt dat hij op de kaart een weg gezien heeft die vrijwel tot de top
voert. Alleen
het laatste stuk moeten we lopen, zo snel mogelijk, het is even droog maar zeer
donkere wolken verzamelen boven ons hoofd. Op het hoogste punt hebben we weids
uitzicht over de drie kraters, twee kraters hebben in het midden een meer (waarvan
één dus ‘Blue Lake’ is). Ik probeer het geheel te fotograferen
maar de laaghangende bewolking en de druilregen vervagen het uitzicht zodanig
dat er op de foto niets van het uitzicht overblijft. Luid gehijg klinkt op van
het pad, we krijgen gezelschap van een Nederlandse familie van vier personen,
een man en een vrouw van een jaar of 50 met twee volwassen kinderen. Altijd
leuk om Nederlanders ongestoord alles te horen becommentariëren, geen moment
komt in de hoofden op dat anderen hun wellicht kunnen verstaan. Ik heb hier
zelf ruime ervaring mee. Later in de vakantie, in Nieuw Zeeland, ging
het
al helemaal slecht. Normaal weet je al na twee woorden ‘Engels’ dat je met een
Nederlander te maken hebt. In Nieuw Zeeland moet je hier echter mee oppassen.
Regelmatig had ik al een heel verhaal gehouden over de mensen naast ons, als
de man ons na een discreet interval van een paar minuten in geheel vlekkeloos
Nederlands begroet en vertelt dat hij op z’n zevende of zo samen met zijn ouders
hierheen geëmigreerd is en zodoende nu Engels spreekt op een totaal niet-Nederlandse
manier. Ze blijven altijd heel vriendelijk gelukkig. Genant, dus zeg ik nu (we
zijn weer terug op de berg in Mount Gambier) maar snel iets in het Nederlands
tegen de familie. ‘Wat bijzonder om andere Nederlanders nu precies hier op het
topje van de andere kant van de wereld te ontmoeten!’ zegt de man filosofisch.
Ik antwoord dat hij het beslist een stuk minder bijzonder zou vinden om ons
in Nederland tegen te komen. Het begint te stortregenen.
Aangezien het weerbericht weinig verbetering belooft, verlaten
we de kust en rijden landinwaarts naar de Grampians, een aantrekkelijk berggebied
ten noordoosten van Mt Gambier en
ten westen van Melbourne. Merkwaardigerwijs is het weer in de Grampians, maar
150 kilometer van de kust, wel goed: zon en lekker warm. We kamperen op een
geheel ‘Jac approved’ camping, dicht bij het plaatsje ‘Halls Gap’ waar we eten
kunnen kopen en take away kunnen afhalen. De camping is prachtig gelegen, dicht
bij de bossen en vlak naast een riviertje in het centrum van het park. Dit is
de zogenaamde ‘Wonderland Range’. Deze plaats verdient de naam zeker met z’n
fantastische zandsteen formaties, indrukwekkende watervallen, dichte bossen
en struiken vol bloemen. Om van het ‘wildlife’ te genieten hoeven we de camping
niet te verlaten. Overal zie ik grote parkieten en papagaaien. Bij mijn pogingen
om ze te fotograferen in de bomen vlak naast het riviertje, stap ik bijna bovenop
een wel erg archaïsch uitgevoerde hagedis, een halve meter lang, hele korte
vette pootjes en overdekt als een soort pantservoertuig met nauw over
elkaar
heen schuivende grijsgroene schubben. Onze buurman op de camping, die hier permanent
verblijft, probeert me te imponeren (waarin hij geheel slaagt) met een gevaarlijke
maar gelukkig dode tijger slang. Had ie gisteren dood aangetroffen in zijn schuurtje.
Regenboog parkieten verschuilen zich in struiken met briljant rode bloemen.
Iedere morgen is een andere struik favoriet, de parkieten eten de nectar uit
de bloemen. Ik hoor ze diep gelukkig tegen elkaar kirren, maar je ziet ze nauwelijks,
wat het wel erg moeilijk maakt ze op de foto vast te leggen. Als je zo’n regenboog
parkiet in een kooi ziet zitten, groen, rood, geel, oranje en blauw gekleurd,
vraag je je af wat de natuur in godsnaam voor diepere bedoeling kan hebben met
zo’n opvallende kakofonie van kleuren. Maar hier, schuilend in de boom, wordt
dat direct duidelijk.
We
doen de ‘Wonderland loop’, een wandeling van tien kilometer langs alle interessante
Wonderland plaatsen: de Venus baden waar het water van de ‘Stony creek’ traag
over grote vlakke stenen stroomt, de ‘Splitter falls’, niet hoog maar leuk om
te zien met zijn verschillende stroompjes, de ‘Grand Canyon’ die niet zo ‘Grand’
is als de naam suggereert, maar wel vrijwel verticale wanden heeft die we moeten
beklimmen. We komen door ‘Silent Street’, een smal pad tussen hoge wanden dat
inderdaad aan een straat doet denken, erg stil is het echter niet want we komen
ladingen mensen tegen. West Australië was heel wat rustiger dan Victoria.
Uiteindelijk bereiken we de ‘Pinnacle’ rock, een uitstekende rots vanwaar we
een groots uitzicht hebben over de vallei ver onder ons. De afdaling is nogal
steil maar niet al te zwaar: een wonderbaarlijke wandeling door Wonderland!
De volgende dag bezoeken we de
indrukwekkende ‘Boroda lookout’, vanwaar je de gehele vallei met het meer, het
plaatsje ‘Halls Gap’en de bergen met de ‘Pinnacle’ die we gisteren beklommen
hebben, kunt zien. We rijden door naar de ‘Reeds lookout’ met de ‘Kaken des
Doods’- jammer maar je mag niet meer tussen de kaken gaan zitten, waarschijnlijk
zijn de park wachters bezorgd dat enkele zwaarder uitgevallen toeristen samen
met de onderste ‘kaak’ in de diepte zullen verdwijnen… Tenslotte rijden we naar
de spectaculaire ‘MacKenzie falls’, een immens hoge waterval. We volgen de trappen
naast de waterval naar beneden, probeer Jac maar eens te vinden op de foto,
helemaal linksonder. Na onze wandeling van gisteren valt het niet mee om weer
terug naar boven te klimmen!
Van de Grampians rijden we weer terug naar de kust, naar Warrnambool
waar de ‘Great Ocean Road’ begint. De ‘Great Ocean Road’, bekend vanwege de
spectaculaire kusten,
loopt van Warrnambool naar Torquay (of omgekeerd als je in Melbourne begint,
100 kilometer ten westen van Torquay). We hebben mooi weer, de zon kleurt de
oceaan alle schakeringen van blauw en groen en de onregelmatige kalksteenrotsen
zijn oogverblindend wit. We kamperen in Port Campbell in het Port Campbell National
Park. Jac vindt het na een maand vakantie tijd worden voor tenminste één
dag echte vakantie: helemaal niets doen behalve in de zon liggen, misschien
even zwemmen en wat bier drinken. Ik had al een kleine wandeling in gedachten
maar hou wijselijk mijn mond. Aangezien het prachtig weer is, brengen we de
hele dag door aan het strand van Port Campbell, een echt strand met
ladingen
zand wat wij mensen echter wel moeten delen met massa’s zeemeeuwen. Het water
is erg koud maar verfrissend en ik moet toegeven dat een dag niets doen toch
wel erg lekker is, alhoewel geen zonnebrand opgewassen is tegen deze dosis Australische
zon, zodat mijn huid de volgende ochtend alle schakeringen roze-rood vertoont.
Jac gebruikt geen zonnebrand – uit principe, net als het nooit dragen van een
veiligheidsgordel in de auto, gelukkig is het nog niet strafbaar om geen zonnebrand
te gebruiken – en hij heeft nergens last van. “Zie je nu wat er gebeurt als
je die troep gebruikt”, zegt hij met een triomfantelijke grijns.
De volgende twee dagen kijken we rond in Port Campbell National
Park met dramatische
kalksteen kliffen met gorges, grotten, bruggen en ‘blowholes’. De rotsen bestaan
uit een combinatie van kalksteen en klei. Het zeewater, sproeiwater van de branding
en het regenwater tasten de lagen kalksteen en klei met verschillende snelheid
op verschillende plaatsen aan. Hierdoor krijg je merkwaardige vormen en ook
de onderaantasting waardoor grotten en bruggen
gevormd
worden. De ‘Gibson Steps’ leiden naar ‘Gibson Beach’, een verlaten strand met
zeer gevaarlijke branding. Van het strand af kan je omhoogkijkend zien hoe steil
en groot de kliffen werkelijk zijn. De ‘Twaalf Apostels’, waarschijnlijk de
meest bekende plaats van de ‘Great Ocean Road’ en bezocht door vele duizenden
toeristen, toont uitzicht op de kust met de apostelen,
eenzame
rotsen in de zee, die langzaam van beneden af aangevreten worden tot ze in zee
storten. Inmiddels zijn er nog maar zo’n zeven apostels over. Vroeger werd deze
plaats ‘The sow and the piglets’ genoemd, de zeug en de biggetjes, naar ik denk
vanwege de rotsen die uitsteken richting zee (de tieten van de zeug) en de eenzame
rotsen (biggetjes), die daar ooit aan vast zaten. Deze naam was kennelijk niet
waardig genoeg, zodoende is de plaats omgedoopt naar ‘De Twaalf Apostels’.
Wat mij betreft is Loch Ard Gorge de allermooiste plek
van Port Campbell National Park en in feite van de hele Great Ocean Road. In
1878 is het schip ‘Loch Ard’ hier vergaan, maar twee mensen overleefden de schipbreuk.
De overledenen zijn ter plekke begraven op een klein, gepast macaber kerkhofje.
Overdag, als de zee rustig is, ziet de plaats er onschuldig genoeg uit, al is
de gorge steil en kan je de stranden alleen vanaf het water bereiken, omgeven
als ze zijn door steile kliffen. Het zachte gele licht van de late middagzon
accentueert de verschillende kleuren van de lagen waaruit de kliffen opgebouwd
zijn: geel, wit, donker rood, grijs. De volgende dag gaan we weer naar Loch
Ard Gorge, de plaats is uitgestrekt en zo betoverend mooi dat een halve dag
niets lijkt.
De Great Ocean Road heeft niet alleen spectaculaire kusten,
maar ook twee natuurparken, beide met uitgestrekte bossen: Otway National Park
waar we Koala’s hoog in bomen hebben zien zitten en Angahook-Lorne
State Park, waar we gewandeld hebben langs de St George River en een aalscholver,
een ijsvogel en twee eenden zagen, gebroederlijk naast elkaar zittend op een
omgevallen boom boven de rivier. We kwamen een kangoeroe tegen en een echidna,
een soort egel met een lange snoet, handig voor het eten van mieren.
Rond Apollo Bay verandert de kust van karakter, de hoge kliffen
maken plaats voor groene
heuvels en een uitgebreid duingebied. Hier vind je lange stranden waar je uitstekend
kan surfen. Apolle Bay, Lorne en Aireys Inlet zijn leuke plaatsen om te bezoeken,
wel toeristisch maar met name Lorne is heel charmant, helemaal niet zo typisch
Australisch, kleine weggetjes, leuke winkels en mooie huizen. Van hier rijden
we door naar Melbourne.
Terug naar Virtual Traveling home